Subsidieregeling Peuteropvang en Voorschoolse Educatie 2019 gemeente Leusden

woensdag 24 oktober 2018
Originele publicatie downloaden:
Download het PDF bestand
Type bekendmaking:
Beleidsregels





Subsidieregeling Peuteropvang en Voorschoolse Educatie 2019 gemeente Leusden

Burgemeester en wethouders van gemeente Leusden;

 

Overwegende dat:

  • 1.

    De gemeente Leusden streeft naar een hoog kwalitatief aanbod van voorschoolse voorzieningen voor alle kinderen tussen de 2,5 en 4 jaar in haar gemeente.

  • 2.

    de gemeente dient te zorgen voor een aanbod van voorschoolse educatie voor peuters, zodat zij met een goede en gelijke start – zonder achterstand – aan het basisonderwijs beginnen;

  • 3.

    de gemeente een regulier aanbod peuteropvang wil organiseren voor peuters van alleenverdieners en niet-werkende ouders;

Gelet op:

  • Wet Harmonisatie Kinderopvang en Peuterspeelzaalwerk;

  • Wet Innovatie en Kwaliteit Kinderopvang (IKK) en het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie,

  • Wet op het primair onderwijs;

  • Het raadsbesluit ‘Peuteropvang en Voor- en vroegschoolse educatie (VVE) Leusden 2018’ van 2 november 2017;

de Algemene wet bestuursrecht (Awb), de Algemene subsidieverordening (ASV) 2017 en het beleidskader Sociaal Domein 2017 – 2018 van de gemeente Leusden;

Besluiten vast te stellen

 

Subsidieregeling Peuteropvang en Voorschoolse educatie Leusden 2019

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    Aanvrager: een rechtspersoon die een aanvraag indient op grond van deze subsidieregeling;

  • b.

    ASV: de Algemene subsidieverordening gemeente Leusden 2017;

  • c.

    College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leusden;

  • d.

    Doelgroeppeuter: een kind van tweeënhalf tot vier jaar die een indicatie van het consultatiebureau heeft gekregen op basis van:

    • -

      (dreigende) achterstand in de taalontwikkeling – gebaseerd op de score Van Wiechenschema;

    • -

      (dreigende) achterstand in de taalontwikkeling ten gevolge van sociale factoren in het gezin dan wel de sociaal-emotionele en/of gedragsontwikkeling van het kind.

  • e.

    Reguliere peuteropvang: de reguliere peuteropvang omvat minimaal één en maximaal twee dagdelen met een maximale (gemiddelde) dagdeellengte van 4 uur, gedurende maximaal 40 weken per kalenderjaar.

  • f.

    Kinderopvangorganisatie: een exploitant die zich bezig houdt met het bedrijfsmatig verzorgen, opvoeden en bijdragen aan de ontwikkeling van de opvang van kinderen, zoals bedoeld in de wet, geregistreerd staat in het Landelijk Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen (LRKP) en voldoet aan de kwaliteitseisen en regelgeving;

  • g.

    Kinderopvangtoeslag: een tegemoetkoming van het Rijk als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder h, van de Algemene Wet inkomensafhankelijke regelingen in de kosten van kinderopvang.

  • h.

    Kinderopvangtoeslagtabel: een tabel waarin terug te vinden is welk bedrag ouders terugkrijgen voor de kinderopvang via de belastingdienst. Dit is inkomensafhankelijk.

  • i.

    LRKP: het Landelijk Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen (LRKP) waarin alle gastouderbureaus, gastouders, kinderdagverblijven en organisaties voor buitenschoolse opvang zijn opgenomen die voldoen aan de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (Wkkp);

  • j.

    Ouder: de juridische ouder of wettelijk verzorger van een peuter.

  • k.

    Ouderbijdrage: financiële vergoeding die ouders moeten betalen voor de afname van peuteropvang. De kosten worden van de opvang worden ook bepaald door het aantal uren opvang en de prijs per uur die de peuteropvang in rekening brengt. De hoogte van de ouderbijdrage hangt af van het aantal kinderen dat gebruik maakt van de peuteropvang en de inkomensafhankelijke tegemoetkoming op basis van de tabel kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst of de gemeentelijke tabel.

  • l.

    Ouderverklaring: een door de ouder(s) ondertekende verklaring, voorzien van bewijsstukken waaruit blijkt dat geen aanspraak kan worden gemaakt op kinderopvangtoeslag.

  • m.

    Peuter: in de gemeente Leusden ingeschreven kind van 2,5 tot 4 jaar;

  • n.

    Peuteropvang: het aanbod in een kinderopvangorganisatie, gericht op peuters van 2,5 en 3 jaar, waarin met een peuterprogramma de ontwikkeling gestimuleerd wordt gedurende 8 uur per week, verdeeld over 2 dagdelen per week, gedurende 40 weken per jaar.

  • o.

    Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE): educatie onderverdeeld in een voorschoolse periode (2,5- en 3-jarigen) en doorlopend in de eerste jaren van het basisonderwijs (4- en 5-jarigen), de vroegschoolse periode.

  • p.

    Voorschoolse educatie (VE): uitvoering van een erkend voorschools educatie programma - opgenomen in de databank van de Effectieve Jeugdinterventies van het Nederlands Jeugdinstituut – waarbij tenminste wordt voldaan aan de basisvoorwaarden voor kwaliteit uit het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie waarbij kinderen op gestructureerde en samenhangende wijze worden gestimuleerd bij hun ontwikkeling (taal, rekenen, sociaal-emotioneel en motorisch).

  • q.

    Vve-indicatie: indicatie van GGD die recht geeft op Voor- en Vroegschoolse Educatie.

  • r.

    Vve-overleg: overleg van alle bij de indicering en uitvoering van VVE betrokken partijen in de gemeente Leusden.

  • s.

    Vve-registratie: een registratie in het LRKP waaruit blijkt dat de aanbieder voldoet aan de wettelijke kwaliteitseisen voor het aanbieden van VVE.

  • t.

    Benutte kindplaats regulier: rekeneenheid die overeenkomt met twee dagdelen (maximaal 4 uur per dagdeel) per week bezoek aan een kinderopvanginstelling waarop een peuter daadwerkelijk een kinderopvanginstelling bezoekt gedurende minimaal 40 weken per jaar;

  • u.

    Benutte kindplaats voorschoolse educatie: rekeneenheid die overeenkomt met vier dagdelen (maximaal 3 uur per dagdeel) per week bezoek aan een kinderopvanginstelling waarop een vve-peuter daadwerkelijk een kinderopvanginstelling bezoekt gedurende minimaal 40 weken per jaar;

Artikel 2 Doelstelling

Doel van de regeling is:

  • 1.

    Het zorgen voor kwalitatief hoogwaardige en veilige voorschoolse educatie voor vve-geïndiceerde kinderen.

  • 2.

    Het verstrekken van subsidie om reguliere peuteropvang toegankelijk te maken voor niet vve-geïndiceerde kinderen waarvan de ouders niet in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag.

Artikel 3 Reikwijdte

De subsidie die door de gemeente wordt verstrekt, heeft betrekking op de activiteiten zoals genoemd in artikel 4 en 5 en is bedoeld voor de doelgroep zoals genoemd in artikel 6 van deze subsidieregeling.

Artikel 4 Subsidiabele activiteiten Voorschoolse educatie

  • 1.

    Subsidie kan uitsluitend worden verstrekt indien door de kinderopvangorganisatie voldaan wordt aan de kwaliteitseisen van de onderwijsinspectie voor voorschoolse educatie die zijn opgenomen in de kwaliteitskader Vve van de onderwijsinspectie. De kwaliteitseisen staan beschreven in het ‘Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie’.

  • 2.

    Subsidie wordt verleend per kindplaats in de gemeente Leusden die wordt bezet door een, door GGD geïndiceerde, Vve-peuter.

  • 3.

    Om in aanmerking te komen voor subsidieverlening op grond van lid 1 en 2 dient de kinderopvangorganisatie minimaal 40 weken per jaar voorschoolse educatie aan te bieden. Het gaat dan per week om een aanbod van tenminste 12 uur verdeeld over 4 dagdelen.

Artikel 5 Activiteiten Peuteropvang

  • 1.

    Subsidie kan uitsluitend worden verstrekt indien voldaan wordt aan de kwaliteitseisen van de Wet Innovatie en Kwaliteit Kinderopvang.

  • 2.

    Subsidie wordt verleend per kindplaats in de gemeente Leusden die wordt bezet door een niet-Vve-geïndiceerde peuter in de leeftijd van 2,5 tot 4 jaar waarvan de ouders niet in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag.

  • 3.

    Om in aanmerking te komen voor subsidieverlening op grond van lid 1 en 2 dient de kinderopvangorganisatie minimaal 40 weken per jaar peuteropvang aan te bieden. Het gaat dan per week om een aanbod van tenminste 8 uur verdeeld over 2 dagdelen.

Artikel 6 Doelgroep

  • 1.

    Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan de kinderopvangorganisaties ten behoeve van (doelgroep)peuters van de volgende groepen ouders:

    • a.

      Ouders zonder recht op kinderopvangtoeslag met een Vve-peuter.

    • b.

      Ouders met recht op kinderopvangtoeslag en een Vve-peuter.

    • c.

      Ouders zonder recht op kinderopvangtoeslag met een reguliere peuter;

Artikel 7 Subsidieaanvraag en aanvraagtermijn

  • 1.

    De aanvrager van een subsidie voor voorschoolse educatie voldoet aan de kwaliteitseisen van hoofdstuk 2 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen en het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie (Staatsblad 2010 nr. 298) en aan de Regeling wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen.

  • 2.

    De subsidie voor Voorschoolse Educatie en/of de subsidie Peuteropvang wordt aangevraagd via het formulier ‘aanvraag subsidie Voorschoolse Educatie en/of aanvraag subsidie Peuteropvang’.

  • 3.

    De (digitale) aanvraag dient te worden aangevuld met de volgende stukken:

    • a.

      een beleidsplan dat voldoet aan artikel 7 lid 6;

    • b.

      een begroting voor de benodigde kindplaatsen Voorschoolse Educatie verdeeld over de categorieën a. en b. uit lid 1 van artikel 6. Middels het daarvoor bestemde invulformat.

    • c.

      een begroting voor de benodigde kindplaatsen Peuteropvang.

    • d.

      een kopie van de meest recente oprichtingsakte of statuten en een actueel uittreksel uit het handelsregister;

    • e.

      een verklaring omtrent het gedrag voor de rechtspersoon van de aanvrager.

  • 4.

    De subsidieaanvraag dient uiterlijk op 16 november voorafgaand aan het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft te worden ingediend. Voor 31 december 2018 neemt het college het besluit over de toe te kennen subsidie.

  • 5.

    Het college kan, indien de aanvraag daartoe aanleiding geeft, de aanvrager om nadere informatie verzoeken.

  • 6.

    De subsidie aanvraag wordt aangevuld met een beleidsplan waarin in ieder geval de volgende onderwerpen staan beschreven.

    Voor voorschoolse educatie:

    • a.

      De wijze waarop wordt voldaan van het kwaliteitskader vve van de onderwijsinspectie;

    • b.

      Het aanbod; de omvang en samenstelling vve-groep(en);

    • c.

      Het erkende VVE-programma waar mee gewerkt wordt;

    • d.

      Het volgen van brede ontwikkeling van het kind;

    • e.

      De evaluatie van kwaliteit en resultaten;

    • f.

      Gericht ouderbeleid;

    • g.

      Doorgaande lijn en de overdracht van voorschool naar basisschool;

    • h.

      Externe zorg en ondersteuning;

    • i.

      Samenwerkingspartners.

    Voor reguliere peuteropvang:

    • a.

      De omvang en samenstelling groep(en);

    • b.

      Het volgen van brede ontwikkeling van het kind;

    • c.

      Een gericht ouderbeleid;

    • d.

      De samenwerking met andere organisaties.

  • 7.

    De aanvrager is verantwoordelijk voor een juiste en volledige informatieverstrekking op grond waarvan het college redelijkerwijs tot een besluit kan komen. Een onvolledige aanvraag wordt niet in behandeling genomen. Bij een onvolledige aanvraag wordt de aanvrager verzocht de aanvraag aan te vullen.

Artikel 8 Subsidie verlening

  • 1.

    Het college honoreert aanvragen voor subsidies in de vorm van een subsidieverlening.

  • 2.

    Subsidieverlening vindt plaats voor een tijdvak van één jaar. De subsidie wordt in vier termijnen betaalbaar gesteld.

  • 3.

    Voor beide categorieën activiteiten worden subsidievoorschotten verstrekt, dit is 90% van het subsidiebudget. De verleende voorschotten worden na afloop van het jaar definitief verrekend met de werkelijke deelname.

  • 4.

    Bij verdeling van de subsidie is uitgangspunt van het college dat continuïteit wordt geboden aan de peuters met een peuterplek in het jaar voorafgaand aan de aanvraag.

  • 5.

    De hoogte van de subsidie per kindplaats heeft uitsluitend betrekking op de kosten die resteren na aftrek van bijdragen van ouders en die naar het oordeel van burgemeester en wethouders noodzakelijk zijn voor:

    • a.

      het zorgen voor kwalitatief hoogwaardige en veilige voorschoolse educatie voor vve-geïndiceerde kinderen of/en

    • b.

      het zorgen voor kwalitatief hoogwaardige peuteropvang voor niet VVE-geïndiceerde kinderen waarvan de ouders niet in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag.

  • 6.

    De aanvrager van een subsidie peuteropvang of voorschoolse educatie in de peuteropvang factureert en int de ouderbijdrage zoals vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders en is verantwoordelijk voor het daadwerkelijk ontvangen van deze bijdrage.

  • 7.

    Voor de reguliere Peuteropvang stelt de gemeente géén subsidie beschikbaar voor peuters waarvan de ouders recht hebben op kinderopvangtoeslag.

  • 8.

    Ouders zonder recht op toeslag betalen aan de aanvrager een inkomensafhankelijke ouderbijdrage. Het college subsidieert voor ouders met een reguliere peuter die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag (artikel 6, lid 1 categorie c.) maximaal 8 uur (2 dagdelen x 4 uur) vanaf de leeftijd van 2,5 jaar tot 4 jaar. De gemeentelijke bijdrage is gebaseerd op de door het college vastgestelde tabel.

  • 9.

    Ouders met recht op toeslag en een vve-peuter moeten een beroep doen op de kinderopvangtoeslag voor 1e en 2e dagdeel; zij betalen hierdoor een inkomensafhankelijke ouderbijdrage; Voor het 3e en 4e dagdeel geldt geen ouderbijdrage, deze worden volledig gefinancierd door de gemeente.

  • 10.

    Ouders zonder recht op toeslag met een vve-peuter betalen voor het 1e en 2e dagdeel een inkomensafhankelijke ouderbijdrage gekoppeld aan gemeentelijke toeslagtabel; voor het 3e en 4e dagdeel geldt geen ouderbijdrage, deze worden volledig gefinancierd door de gemeente.

  • 11.

    Het maximale uurtarief dat de subsidieontvanger bij ouders in rekening mag brengen voor een vve-peuterplaats is gelijk aan de maximale uurprijs die de Rijksoverheid voor de vergoeding uit de kinderopvangtoeslag (2019: € 8,02) hanteert.

  • 12.

    Het college laat het aan de aanbieders om het eigen uurtarief vast te stellen voor reguliere peuters.

  • 13.

    Ouders zonder recht op toeslag die in aanmerking willen komen voor gemeentelijke toeslag dienen aan de aanvraag bij de aanbieder een ‘Verklaring geen recht op kinderopvangtoeslag’, recente loonstrook, uitkeringsspecificatie of een inkomensverklaring (voorheen IB60 formulier) van de belastingdienst toe te voegen. De hoogte van het inkomens is nodig voor het bepalen van de ouderbijdrage die in rekening wordt gebracht. Indien ouders weigeren de benodigde documenten aan te leveren komen ze in de hoogste categorie aan ouderbijdragen.

  • 14.

    Ouders zijn te allen tijde verantwoordelijk voor een volledige en correcte aanvraag voor een kindplaats.

Artikel 9 Subsidieplafond

  • 1.

    De raad stelt jaarlijks bij de vaststelling van de begroting de subsidieplafond(s) vast.

  • 2.

    Het subsidieplafond voor 2019 bedraagt voor voor- en voorschoolse educatie (WE) en aanvullende activiteiten ten behoeve van de kwaliteit van WE € 102.200.

  • 3.

    Het subsidieplafond voor 2019 voor peuteropvang bedraagt € 109.100. Indien het budget voor peuteropvang niet volledig wordt benut, dan wordt het restbedrag toegevoegd aan het subsidieplafond voor WE en aanvullende activiteiten ten behoeve van de kwaliteit van WE.

Artikel 10 Hoogte van de subsidie

  • 1.

    De subsidie bestaat uit een bijdrage aan de aanbieder per benutte kindplaats tot aan maximaal de subsidienorm. Het maximale uurtarief dat voor subsidiëring in aanmerking komt, overschrijdt nooit het uurtarief dat de betreffende aanbieder hanteert;

  • 2.

    Subsidienorm:

    • -

      het maximum uurtarief conform de toeslagregeling van de belastingdienst voor de kinderopvangtoeslag voor de dagopvang (€ 8,02 per 1 januari 2019) met

    • -

      een opslag (maximaal € 1,-) wanneer het een geïndiceerde doelgroeppeuter betreft vanwege het aanbod van voorschoolse educatie (dit komt op € 9,02 in 2019).

Artikel 11 Voorwaarden en verplichtingen

De in dit artikel genoemde voorwaarden en verplichtingen worden in de beschikking tot subsidieverlening dan wel in een overeenkomst ter uitvoering van de beschikking tot subsidieverlening vastgelegd.

Aan de subsidieontvanger als bedoeld in artikel 1 onder a legt het college de volgende voorwaarden en verplichtingen op:

  • 1.

    de aanbieder houdt een administratie bij van de doelgroepen waaruit het aantal benutte kindplaatsen per kalenderjaar blijkt met daarbij een specificatie van:

    • a.

      de periode en het aantal dagdelen waarin de (doelgroep)peuter deelneemt aan de peuteropvang/peuterspeelzaalwerk;

    • b.

      de hoogte van de eigen bijdragen van ouders voor zover dit relevant is voor de subsidieverlening;

    • c.

      of een peuter doelgroeppeuter is op basis van de afgegeven indicatiestelling.

  • 2.

    Voorafgaand aan ieder kwartaal geeft iedere aanvrager een prognose van de verwachte bezetting van Kindplaatsen, verdeeld over de categorieën a, b en c uit lid 1 van artikel 6.

  • 3.

    Uiterlijk 2 weken na het aflopen van een kwartaal levert iedere aanvrager een overzicht van de gerealiseerde bezetting van Kindplaatsen, verdeeld over de categorieën a, b en c uit lid 1 van artikel 6;

  • 4.

    Een aanvrager wisselt gegevens uit met de GGD over de vraag hoeveel en welke kinderen met een VVE indicatie ook daadwerkelijk worden bereikt.

  • 5.

    de aanbieder van voorschoolse educatie werkt (pro)actief mee bij:

    • a.

      overleg en samenwerking met de GGD-JGZ teneinde ouders van doelgroeppeuters toe te leiden naar deelname aan voorschoolse educatie;

    • b.

      het (mee)realiseren van de doorgaande leer- en ontwikkelingslijn;

    • c.

      het ontwikkelen, versterken en vergroten van ouderbetrokkenheid;

    • d.

      het realiseren van een (warme) overdracht naar het basisonderwijs of een andere passende instelling;

    • e.

      het werken met een kind- en/of ontwikkelvolgsysteem;

    • f.

      het werken met een erkend vve-programma voor doelgroeppeuters;

    • g.

      het vastleggen en de borging van afspraken die gezamenlijk met andere betrokken partners worden gemaakt – mede in het kader van het voorkomen en het aanpakken van onderwijsachterstanden en andere relevante thema’s in het kader van de Lokale Educatieve Agenda;

    • h.

      Aansluiting bij door de gemeente georganiseerde Vve-overleg;

    • i.

      het ontplooien van activiteiten die zijn gericht op het verkrijgen van (meer) zicht op het (non)-bereik van doelgroeppeuters;

    • j.

      het samenwerken, afstemmen en overleggen met andere betrokken partners zoals het basisonderwijs, het consultatiebureau, basis- en sociaal team, etc.;

    • k.

      deelname aan deskundigheidsbevordering, scholing, toetsing alsmede het ontplooien van activiteiten teneinde te voldoen aan regelgeving;

    • l.

      Gericht ouderbeleid; het informeren van ouders en ouderbetrokkenheid;

    • m.

      Het gebruik maken van de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling en de verwijsindex (VIR);

    • n.

      overige activiteiten die in het belang zijn voor de kwaliteit(seisen) van de uitvoering van de (doelgroep)peuteropvang.

Artikel 12 Verantwoording en vaststelling subsidie

  • 1.

    De subsidieontvanger is verplicht voor 1 mei na afloop van de subsidieperiode een schriftelijke verantwoording te geven over de besteding van de subsidie.

  • 2.

    Het college beslist binnen 6 maanden na afloop van de subsidieperiode over de vaststelling van subsidies.

  • 3.

    Wij rekenen af op basis van gerealiseerde en benutte kindplaatsen. De subsidie wordt vastgesteld door:

    • het geldende maximale uurtarief volgens de subsidienorm, zoals benoemd in artikel 10, lid 2;

    • verminderd met de eigen bijdrage van ouders op basis van de inkomenscategorie per categorieën, zoals benoemd in artikel 8, lid 7 t/m 11.

    • verminderd met de kinderopvangtoeslag die ouders in categorie b. artikel 6, lid 1 ontvangen.

    • Vermenigvuldigd met het aantal bezette kindplaatsen, onderscheiden naar de drie categorieën bedoeld in artikel 6, lid 1, sub a, b en c; het aantal kindplaatsen dat gedurende het jaar voor een deel bezet zijn geweest, worden alleen voor dat deel in de berekening meegenomen;

  • 4.

    Een benutte kindplaats wordt berekend op basis van de plaatsingsmaand en/of beëindigingsmaand van de peuter afhankelijk van de datum wordt deze voor 1 of voor 0 meegeteld.

    Start

    Vertrek

    0-15 = 1

    0-15 = 0

    16-31 = 0

    16-31 = 1

  • 5.

    De aanvraag tot subsidievaststelling gaat vergezeld van een beleidsverslag met onderwerpen zoals genoemd in artikel 7.6 en een financieel verslag over het aantal gebruikte kindplaatsen Voorschoolse Educatie en/of Peuteropvang.

  • 6.

    De ontvanger van een subsidie van € 50.000,- of meer is verplicht bij de verantwoording een schriftelijke, onafhankelijke accountantsverklaring te overleggen aan het college, als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

  • 7.

    Indien de verantwoording na eventueel verleende uitstel niet tijdig of volledig is ingediend stelt het college de subsidie ambtshalve vast.

  • 8.

    Onverschuldigd betaalde subsidiebedragen en voorschotten kunnen worden teruggevorderd indien de subsidieontvanger na de subsidievaststelling niet heeft voldaan aan de subsidie verbonden verplichtingen. Dit kan uiterlijk tot vijf jaar na de datum waarop de subsidie is vastgesteld.

Artikel 13 Weigeringsgronden

De subsidie wordt in ieder geval – naast het bepaalde in artikelen 4:25 en 4:35 van de Awb – geweigerd, indien één van de weigeringsgronden van toepassing is als genoemd in artikel 8 van ASV.

Artikel 14 Slotbepalingen

  • 1.

    Het college kan, in bijzondere gevallen, een artikel of artikelen buiten toepassing laten of daarvan afwijken, zoals genoemd in artikel 22 van de Algemene Subsidieverordening Gemeente Leusden 2017.

  • 2.

    Deze subsidieregeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling Peuteropvang en Voorschoolse Educatie 2019 Gemeente Leusden.

  • 3.

    Deze subsidieregeling treedt in werking op de dag na publicatie in het elektronisch gemeenteblad.

     

Aldus besloten door het college van de gemeente Leusden in zijn openbare vergadering van 16 oktober 2018

Burgemeester en wethouders van Leusden,

H.W. de Graaf – Koelewijn

directeur-secretaris

G.J. Bouwmeester

burgemeester

Bijlage: Gemeentelijke kinderopvangtoeslagtabel 2019

 

Belastingjaar 2019

 

 

 

Toetsingsinkomen

Uur

tarief

Kinderopvang

toeslag

Ouder

bijdrage

van

tot

 

 

 

€ 0

€ 19.433

8,02

7,70

0,32

€ 19.434

€ 29.879

8,02

7,62

0,40

€ 29.880

€ 41.116

8,02

7,16

0,86

€ 41.117

€ 55.924

8,02

6,68

1,34

€ 55.925

€ 80.387

8,02

5,70

2,32

€ 80.388

€ 111.393

8,02

4,08

3,94

€ 111.394

en hoger

8,02

2,71

5,31