Standplaatsenbeleid Leusden 2021

woensdag 13 januari 2021
Originele publicatie downloaden:
Download het PDF bestand
Type bekendmaking:
Beleidsregels



Standplaatsenbeleid Leusden 2021

Het college van de gemeente Leusden,

 

overwegende

dat het gewenst is om in beleidsregels criteria vast te leggen, die een nadere invulling geven aan de artikelen 5:17 tot en met 5:20 van de Algemene Plaatselijke Verordening Leusden 2019;

Besluiten vast te stellen: “Standplaatsenbeleid Leusden 2021”.

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1.

    Standplaats: een plaats als bedoeld in art. 5.17 APV.

  • 2.

    Standplaatsvergunning: een vergunning voor het innemen van een standplaats.

  • 3.

    Vaste standplaats: een standplaats op een daartoe aangewezen locatie die voor een aaneengesloten periode van tenminste één jaar, gedurende minimaal één dagdeel per week wordt ingenomen.

  • 4.

    Bijzondere standplaats: een standplaats voor niet commerciële doeleinden op een daartoe aangewezen locatie die met enige regelmaat gedurende een aaneengesloten periode van maximaal 3 maanden wordt ingenomen.

  • 5.

    Seizoensgebonden standplaats: een standplaats die op een daartoe aangewezen plaats en gedurende een vastgestelde periode wordt ingenomen ten behoeve van de verkoop van seizoensgebonden producten.

  • 6.

    Incidentele standplaats: een standplaats die incidenteel, gedurende een korte termijn en niet met regelmaat wordt ingenomen.

Artikel 2 Bereik van de beleidsregels

  • 1.

    Standplaatsvergunningen worden uitsluitend verleend ten behoeve van ambulante handel en dienstverlening.

  • 2.

    Deze beleidsregels zijn niet van toepassing op het toewijzen en/of innemen van standplaatsen op de weekmarkt.

  • 3.

    Deze beleidsregels zijn niet van toepassing op standplaatsen bij evenementen.

Artikel 3 Inrichting van de standplaatsen

Het college bepaalt voor de standplaatsen per aangewezen locatie:

  • a.

    het aantal standplaatsen;

  • b.

    de afmetingen van de standplaatsen;

  • c.

    de opstelling en indeling van de standplaatsen;

  • d.

    welke standplaatsen worden toegewezen als vaste standplaats, bijzondere standplaats of seizoensgebonden standplaats.

Artikel 4 Wijze van aanvragen

  • 1.

    Een standplaatsvergunning wordt aangevraagd op een daarvoor beschikbaar gesteld aanvraagformulier. Deze moet volledig, gedateerd en ondertekend worden ingediend.

  • 2.

    Een aanvraag gaat vergezeld van een kopie van een geldig legitimatiebewijs, een verzekeringsbewijs, een foto van de wagen of kraam en een recent bewijs (niet ouder dan 6 maanden) van inschrijving bij de Kamer van Koophandel.

  • 3.

    Bij de aanvraag voor het innemen van een standplaats op particulier eigendom, moet een schriftelijke toestemming van de eigenaar of de zakelijke gerechtigde voor het gebruik van zijn terrein voor het innemen van een standplaats worden overgelegd.

  • 4.

    Aanvragen die meer dan zes maanden vóór de gewenste ingangsdatum worden ingediend, worden niet in behandeling genomen.

Artikel 5 Dagen en tijden

  • 1.

    Een standplaatsvergunning kan worden verleend voor de volgende dagdelen:

    • Ochtend: van 8.30 uur tot 13.00 uur

    • Middag: van 13.30 uur tot 18.00 uur

    • Avond: van 18.30 uur tot 22.00 uur

    Op zondag kunnen standplaatsen worden ingenomen tussen 12.00 uur en 21.00 uur.

  • 2.

    De ruimte tussen de dagdelen is bedoeld voor de wisseling van vergunninghouders. Indien een vergunninghouder meerdere dagdelen op één dag een standplaats inneemt, mag de tussenperiode eveneens worden benut.

  • 3.

    Het college kan in voorkomende gevallen gemotiveerd afwijken van bovengenoemde tijden.

Artikel 6 Gebruik standplaats

  • 1.

    De vergunninghouder mag geen goederen uitstallen, verkopen of afleveren dan wel diensten aanbieden op een andere plaats en buiten de aangeduide tijden en dag (-delen) of periode dan waarvoor hem vergunning is verleend.

  • 2.

    De maximale oppervlakte van de standplaats (inclusief luifel, uitgestalde waren, reclame, statafel e.d.) bedraagt 25m2 , tenzij in de vergunning anders is geregeld.

  • 3.

    Een verkoopwagen van dagverse producten (inclusief luifel, uitgestalde waren, reclame, statafel e.d.) mag maximaal 50 m2 innemen, mits hiervoor voldoende ruimte beschikbaar is.

  • 4.

    Bij het innemen van de standplaats:

    • a.

      moeten de kleppen welke worden uitgezet om de effectieve ruimte te vergroten, onlosmakelijk verbonden zijn met de verkoopwagen;

    • b.

      moeten te gebruiken tentzeilen deugdelijk zijn bevestigd aan de wagen of kraam.

  • 5.

    De standplaats dient dagelijks binnen een uur na sluitingstijd verwijderd te worden, tenzij in de vergunning anders is geregeld.

  • 6.

    Uitsluitend de verkoopwagen zelf mag op de standplaats worden geplaatst. Het trekkende voertuig moet op een reguliere parkeerplaats worden geparkeerd, tenzij in de vergunning anders is bepaald.

  • 7.

    Indien gebruik wordt gemaakt van verwarming-, kook-, en baktoestellen, dan moeten deze voldoen aan de wettelijke vereisten en de voorschriften van de Veiligheidsregio Utrecht (VRU), welke worden opgenomen in de vergunning. Het college beoordeelt of de veiligheid voldoende is gewaarborgd.

  • 8.

    De vergunninghouder die wegens ziekte, vakantie of bijzondere omstandigheden verhinderd is zijn standplaats in te nemen, deelt dit tijdig vóór de betreffende dag waarop de standplaats zou worden ingenomen schriftelijk mee aan het college. Plotse verhindering kan mondeling worden doorgegeven, gevolgd door een schriftelijke bevestiging.

Artikel 7 Schoon houden standplaats

  • 1.

    De vergunninghouder is verplicht om de standplaats en de directe omgeving van de standplaats schoon te houden. De vergunninghouder dient er voor te zorgen dat er voldoende afvalbakken bij de standplaats aanwezig zijn.

  • 2.

    De vergunninghouder is verplicht er voor te zorgen dat de standplaats en de directe omgeving van de standplaats na het beëindigen van de activiteiten wordt schoongemaakt en dat alle afval wordt meegenomen.

  • 3.

    Indien de vergunninghouder handelt in strijd met het voorgaande lid dan heeft het college het recht om op kosten van de vergunninghouder de schoonmaak-werkzaamheden te laten uitvoeren.

Artikel 8 Toewijzen standplaats

  • 1.

    Per persoon wordt niet meer dan één standplaatsvergunning per dag (-deel) verleend.

  • 2.

    De vaste standplaatsvergunning wordt verleend aan een natuurlijk persoon die als ambulant handelaar of detailhandelaar bij de Kamer van Koophandel is ingeschreven.

  • 3.

    Indien de vaste standplaats niet persoonlijk door de vergunninghouder wordt ingenomen geeft deze bij de vergunningaanvraag op welke persoon namens hem feitelijk de standplaats inneemt. Mutaties in personen worden onverwijld aan het college opgegeven.

  • 4.

    Een incidentele standplaats hoeft niet door de vergunninghouder persoonlijk te worden ingenomen.

  • 5.

    De vaste standplaatsvergunning kan worden verleend voor een periode van maximaal drie jaar.

  • 6.

    Een standplaatsvergunning voor een nieuwe standplaatslocatie wordt voor de eerste keer voor een periode van maximaal één jaar verleend.

Artikel 9 Energieverbruik

De vergunninghouder is aan de gemeente kosten verschuldigd voor het gebruik van de gemeentelijke energievoorziening.

Artikel 10 Vaste standplaatsen

  • 1.

    Het aantal standplaatsen per standplaatslocatie:

    • Leusden:

      Winkelcentrum De Hamershof / ‘t Erf: max. 2 standplaatsen (bijl. 1)

      Winkelcentrum De Biezenkamp: max. 2 standplaatsen (bijl. 2)

      Winkelcentrum Zuidhoek / Maximaplein: max. 3 standplaatsen (bijl. 3)

    • Achterveld: C.M. de Vorplein; max. 2 standplaatsen (bijl. 4)

  • 2.

    Het college verleent de vergunningen per week als volgt:

    • Winkelcentrum de Hamershof / ‘t Erf:

      • -

        standplaats A (bijl. 1) maximaal 2 dagdelen - uitsluitend op zaterdag,

      • -

        standplaats B en C (bijl. 1) maximaal 2 dagdelen per standplaats – uitsluitend op vrijdag;

    • Winkelcentrum De Biezenkamp: per standplaats maximaal 4 dagdelen - uitsluitend op donderdag en vrijdag;

    • Winkelcentrum Zuidhoek: per standplaats maximaal 6 dagdelen – uitsluitend op woensdag tot en met zaterdag;

    • C.M. de Vorplein Achterveld: per standplaats maximaal 2 aaneengesloten dagdelen – uitsluitend op zaterdag.

  • 3.

    Wanneer omstandigheden het noodzakelijk maken, kan het college na overleg met de betreffende vergunninghouder(s) besluiten dat een standplaats (tijdelijk) niet kan worden ingenomen of (tijdelijk) wordt verplaatst.

  • 4.

    Voor vaste standplaatsen worden de volgende branches onderscheiden:

    • Bloemen en planten

    • Vis en visspecialiteiten

    • Kaas en zuivelproducten

    • Brood, koek en banket

    • Noten en zuidvruchten

    • Kip en kipspecialiteiten

    • Snacks (uitgezonderd oliebollen als bedoeld in artikel 11)

    • Buitenlandse voedingsproducten

    • Groente, fruit en aardappelen

    • Non food

  • 5.

    De vergunninghouder mag slechts in één branche actief zijn. Vermenging van branches op een vaste standplaats is niet toegestaan.

  • 6.

    Elke branche is bij voorkeur op niet meer dan één dag in de week op een locatie vertegenwoordigd. Als een standplaats slechts één dagdeel wordt ingenomen, wordt dit ook gerekend als een dag.

Artikel 11 Seizoensgebonden en bijzondere standplaatsen

  • 1.

    De volgende locaties en periodes zijn aangewezen voor seizoensgebonden standplaatsen:

    • a.

      Verkoop van oliebollen in november en december:

      • Maximaplein, ter hoogte van het kinderdagverblijf (bijl. 3).

      • Verkooppunt bij winkel, mits passend bij eigen assortiment.

    • De standplaats moet voldoen aan de voorschriften van de Veiligheidsregio Utrecht (VRU), welke worden opgenomen in de vergunning. Het college beoordeelt of de veiligheid voldoende is gewaarborgd.

    • b.

      De verkoop van ijs gedurende de periode van 15 maart tot en met 31oktober:

      • het grasveld op de hoek Valleikanaal – Asschatterweg (bijl. 5).

      • Treekerpunt - parkeerplaats 2, landgoed Den Treek- Henschoten (bijl. 6).

  • 2.

    Als bijzondere standplaatslocatie ten behoeve van bevolkingsonderzoeken zijn aangewezen:

    • -

      een deel van de parkeerplaats naast activiteitencentrum De Korf in Leusden (bijl.7).

    • -

      het terrein van woonzorgcentrum St. Joseph in Achterveld (bijl. 8).

  • 3.

    Wanneer omstandigheden het noodzakelijk maken, kan het college na overleg met de betreffende vergunninghouder(s) besluiten dat een standplaats (tijdelijk) niet kan worden ingenomen of (tijdelijk) wordt verplaatst.

Artikel 12 Incidentele standplaatsen

Gezien de tijdelijkheid en het niet structurele karakter worden de incidentele standplaatsen niet afhankelijk gesteld van aangewezen standplaatslocaties. De locatie wordt per aanvraag op reguliere wijze beoordeeld en getoetst.

Artikel 13 Intrekking standplaatsvergunning

  • 1.

    De standplaatsvergunning kan worden ingetrokken indien:

    • a.

      blijkt dat een ander dan de vergunninghouder of de in de vergunning opgenomen, namens hem optredende persoon, de standplaats in gebruik heeft genomen, zonder dat het college hierover vooraf is geïnformeerd;

    • b.

      een of meerdere voorschriften die aan de vergunning zijn verbonden niet worden nageleefd;

    • c.

      de vergunninghouder zich schuldig maakt aan wangedrag of bedrog;

    • d.

      ter verkrijging van de vergunning onjuiste, dan wel onvolledige gegevens zijn verstrekt;

    • e.

      niet of niet tijdig de verschuldigde kosten worden voldaan die worden geheven voor gebruik van grond en elektra;

    • f.

      wanneer gedurende een periode van drie aaneengesloten weken of vijf standplaatsdagen gedurende twee maanden geen gebruik wordt gemaakt van de standplaats;

    • g.

      de toestemming van de eigenaar of de zakelijk gerechtigde van het terrein waarop een standplaats wordt ingenomen wordt ingetrokken of vervalt;

    • h.

      de omstandigheden zodanig wijzigen dat het onredelijk is dat de vergunning in stand blijft;

    • i.

      op schriftelijk verzoek van de vergunninghouder.

  • 2.

    Het college kan, als zij onverwijld optreden noodzakelijk acht, de vergunninghouder in afwachting van de besluitvorming zoals bedoeld in lid 1 het recht ontzeggen om de standplaats gedurende een periode van maximaal vier weken daadwerkelijk in te nemen.

Artikel 14 Verkoop e.d. van verkoopwagen of -kraam

De standplaatsvergunning is persoonsgebonden en wanneer de vergunninghouder zijn verkoopwagen of kraam verkoopt, verhuurt of in gebruik geeft, verschaft dit de koper, huurder of gebruiker geen recht op toekenning van de standplaats.

Artikel 15 Overlijden, blijvende arbeidsongeschiktheid of pensionering

  • 1.

    Ingeval van overlijden, blijvende arbeidsongeschiktheid of pensionering van de vergunninghouder kan de vergunning voor de resterende geldigheidsduur van de vergunning worden overgeschreven op de achterblijvende echtgeno(o)te, geregistreerd partner of één van de kinderen, mits deze al tenminste een jaar op de verkooplocatie werkzaam is, tenzij zwaarwegende belangen zich daartegen verzetten.

  • 2.

    Een daartoe strekkende aanvraag wordt binnen acht weken na het overlijden of de vaststelling van de blijvende arbeidsongeschiktheid bij het college ingediend. Bij pensionering wordt de daartoe strekkende aanvraag acht weken vóór de datum van beëindiging van het ondernemerschap ingediend.

  • 3.

    Na afloop van de resterende geldigheidsduur wordt de standplaats als vrijkomende standplaats aan de belangstellenden aangeboden.

  • 4.

    Indien de aanvraag als bedoeld in het tweede lid niet of niet tijdig wordt ingediend, wordt de standplaatsvergunning ingetrokken.

Artikel 16 Wachtlijst standplaatsen

  • 1.

    Het college houdt een wachtlijst voor de vaste standplaatsen aan.

  • 2.

    Een belangstellende voor een reeds vergunde standplaats kan zich laten plaatsen op de wachtlijst. Hierbij wordt aangegeven voor welke locatie en dagdeel interesse is. Daarbij wordt eveneens de branche vermeld.

  • 3.

    Vrijkomende standplaatsen worden toegewezen in volgorde van plaatsing op de wachtlijst, waarbij bij de invulling voorrang wordt gegeven aan branches die nog niet op die locatie vertegenwoordigd zijn.

  • 4.

    Vóór 1 januari van elk kalenderjaar melden belangstellenden schriftelijk aan het college of zij hun plaatsing op de wachtlijst wensen te continueren.

Artikel 17 Citeertitel

Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als: “Standplaatsenbeleid Leusden 2021”.

Artikel 18 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking op de dag na de bekendmaking. Het Beleid vaste standplaatsen gemeente Leusden 2018 wordt ingetrokken op de dag van inwerkingtreding.

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van 5 januari 2021,

het college van de gemeente Leusden

W.M. de Graaf-Koelwijn

directeur-secretaris

G.J. Bouwmeester

burgemeester

Bijlage 1 Standplaats 't Erf Leusden

Bijlage 2 Standplaatsen De Biezenkamp Leusden

Bijlage 3 Standplaatsen Maximaplein Leusden

Bijlage 4 Standplaatsen C.M. de Vorplein Achterveld

Bijlage 5 Standplaats Kanaalweg Leusden

Bijlage 6 Standplaats Treekerweg Leusden

Bijlage 7 Standplaats De Smidse 1 Leusden

Bijlage 8 Standplaats Hessenweg 218 - Achterveld

Toelichting Beleidsregels Standplaatsenbeleid 2020

Algemene toelichting

De basis om regulerend op te kunnen treden ten aanzien van het innemen van standplaatsen wordt gevormd door artikel 5.18 van de Algemene Plaatselijke Verordening (verder APV). Dit artikel verbiedt het innemen van een standplaats zonder vergunning van het college. Ingevolge artikel 1.8 en artikel 5.18 APV kan een vergunning worden geweigerd:

  • -

    in het belang van de openbare orde;

  • -

    in het belang van de veiligheid;

  • -

    in het belang van de volksgezondheid;

  • -

    in het belang van de bescherming van het milieu;

  • -

    indien de standplaats op zichzelf of in verband met de omgeving niet voldoet aan de redelijke eisen van welstand;

  • -

    wanneer als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of een deel van de gemeente redelijkerwijs te verwachten is dat door het verlenen van de vergunning een redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse in gevaar komt;

  • -

    vanwege strijd met een geldend bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit.

Op grond van de hiervoor genoemde criteria kan worden gekomen tot de aanwijzing van standplaatslocaties, een vaststelling van het maximaal af te geven standplaatsvergunningen en een aanwijzing van de tijden waarop standplaatsen mogen worden ingenomen. Hierbij wordt nog opgemerkt dat volgens vaste rechtspraak het als een belang van openbare orde kan worden beschouwd dat niet een onbeperkt aantal standplaatsvergunningen wordt verleend. Wel dient hieraan een beleidsnotitie ten grondslag te liggen waarbij objectieve, algemeen bekendgemaakte criteria een rol spelen.

 

Verder mogen economische belangen bij de afgifte van standplaatsvergunningen geen rol spelen. Jurisprudentie heeft uitgewezen dat het reguleren van concurrentieverhoudingen niet als huishoudelijk belang van de gemeente wordt aangemerkt. De concurrentiepositie van een gevestigde winkelier is in beginsel dan ook geen reden om een standplaatsvergunning te weigeren. Hierop geldt slechts één uitzondering, namelijk wanneer het voorzieningenniveau voor de consument in een deel van de gemeente in gevaar komt. Wil een gemeente op basis hiervan een vergunning weigeren dan moet worden aangetoond, mede aan de hand van de boekhouding van de plaatselijke winkelier, dat het voortbestaan van de winkel in gevaar komt als vanaf een standplaats dezelfde goederen aangeboden worden. Ook aan een distributieplanologisch onderzoek kunnen gegevens worden ontleend met betrekking tot het voorzieningenniveau ter plaatse.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 2 definieert wanneer de beleidsregels van toepassing zijn. Standplaatsen worden uitsluitend verleend ten behoeve van ambulante handel (het te koop aanbieden van goederen) en dienstverlening. Bij dit laatste moet men denken aan bijvoorbeeld het uitvoeren van een bevolkingsonderzoek in een speciaal daartoe uitgeruste bus of de op ouderen gerichte voorlichtingsactiviteiten van zorgverzekeraars.

 

De beleidsregels zijn niet van toepassing op standplaatsen op de weekmarkt. In dat geval is de Marktverordening van toepassing. Ook zijn de beleidsregels niet van toepassing op standplaatsen bij evenementen. Standplaatsen bij evenementen worden gereguleerd via de verleende evenementenvergunning.

 

In artikel 3 is de inrichting van de standplaatsen per locatie geregeld. De inhoud hiervan spreekt voor zich.

 

Artikel 4 bepaalt dat de aanvraag ingediend moet worden met behulp van een standaard aanvraagformulier. Bij de aanvraag moet een kopie van het legitimatiebewijs, een kopie van het inschrijvingsbewijs van de Kamer van Koophandel, een foto van de kraam/wagen en een verzekeringsbewijs gevoegd worden. Aanvragen die meer dan zes maanden voor de gewenste ingangsdatum ingediend worden, worden niet in behandeling genomen. Dit is om te voorkomen dat te ver van tevoren standplaatsvergunningen verleend worden, terwijl op dat moment geen rekening gehouden kan worden met eventuele toekomstige wijzigingen in de omstandigheden (bijv. wegwerkzaamheden, onderhoud- en/of nieuwbouwactiviteiten.)

 

Artikel 5 t/m 7 De inhoud van deze artikelen spreekt voor zich en behoeft geen toelichting.

 

Artikel 8 bepaalt dat de standplaatsvergunning persoonsgebonden is, hetgeen inhoudt dat de vergunninghouder in principe zelf de standplaats moet innemen en dat de vergunning niet overdraagbaar is. Bij vaste standplaatsen kan de vergunninghouder zich door ten hoogste één persoon laten vervangen, mits deze vervanger is bijgeschreven op de vergunning.

Incidentele standplaatsen hoeven niet door de vergunninghouder persoonlijk ingenomen te worden, omdat dit veelal niet uitvoerbaar zal zijn (denk bijv. aan een standplaats voor promotieactiviteiten van een onderneming, organisatie of politieke partij). Degene die de standplaats inneemt moet zich wel op verzoek van een bevoegde toezichthouder legitimeren. De verleende standplaatsvergunning dient op verzoek van de toezichthouder getoond te worden.

Vergunningen voor vaste standplaatsen kunnen voor maximaal 3 jaar worden verleend. De ervaring leert dat de omstandigheden niet of nauwelijks wijzigen waardoor jaarlijkse toetsing/heroverweging niet nodig is. Voor nieuwe standplaatslocaties wordt voor het eerste jaar een termijn van maximaal 1 jaar aangehouden.

 

Artikel 9 De inhoud van dit artikel spreekt voor zich en behoeft geen toelichting.

 

Artikel 10 wijst de locaties en maximale aantallen aan voor vaste standplaatsen. Bij het in kaart brengen van deze locaties zijn aspecten als openbare orde en veiligheid, overlast, uiterlijk aanzien van de gemeente meegewogen.

In artikel 10 lid 4 is een brancheoverzicht opgenomen. Branchering schept de mogelijkheid te sturen op het de verscheidenheid aan standplaatsen. De gemeente streeft naar levendige dorpscentra met een zo compleet mogelijk voorzieningenaanbod. Om in het belang van de consument een evenwichtige verdeling van de branches en een zo optimaal mogelijke behoeftevoorziening te bewerkstelligen mag er geen branchevermenging plaatsvinden (lid 5). Daarnaast is elke branche bij voorkeur op niet meer dan een dag in de week op een standplaatslocatie vertegenwoordigd (lid 6). Op deze wijze wordt in het belang van de consument de diversiteit aan standplaatsen behouden en daarmee de aantrekkelijkheid van de winkelcentra.

 

Artikel 11 wijst locaties en perioden voor de seizoensgebonden en bijzondere standplaatsen aan.

Om de overlast voor de omgeving te beperken, worden standplaatsen voor de verkoop van oliebollen die voor een langere periode of met regelmaat worden ingenomen uitsluitend toegestaan in de maanden november en december. Daarbuiten kan in voorkomende gevallen eventuele gebruik worden gemaakt van de mogelijkheid een incidentele standplaatsvergunning aan te vragen.

Een standplaatsvergunning t.b.v. de verkoop van ijs op een locatie op landgoed Den Treek- Henschoten kan alleen worden aangevraagd met schriftelijke toestemming van de beheerder van landgoed Den Treek- Henschoten.

 

Artikel 12 het aanwijzen van een vaste locatie strookt niet met het tijdelijke en niet structurele karakter van incidentele standplaatsen. Elke aanvraag wordt op de reguliere wijze getoetst aan de APV en het beleid.

 

Artikel 13 bepaalt dat aan de verkoop en verhuur van de verkoopwagen/kraam geen enkel recht tot overdracht van de standplaatsvergunning kan worden ontleend.

 

Artikel 14 De inhoud van dit artikel spreekt voor zich en behoeft geen toelichting.

 

Artikel 15 voorziet in de mogelijkheid van overschrijving van de vergunning voor de resterende geldigheidsduur van de vergunning ingeval van overlijden, blijvende arbeidsongeschiktheid of pensionering. Vaak is er sprake van een familiebedrijf waarbij meerdere gezinsleden op de verkooplocatie werkzaam zijn. Met een overschrijving van de vaste standplaatsvergunning ingeval van overlijden, blijvende arbeidsongeschiktheid of pensionering kan de exploitatie nog enige tijd worden voortgezet door een meewerkend gezinslid. Hiermee wordt een redelijke overgangstermijn geboden en een geleidelijke afbouw mogelijk gemaakt. Tevens wordt hiermee tegemoetgekomen aan het vertrouwen van de consument en de continuïteit van een standplaats.

Na afloop van de resterende geldigheidsduur komt degene die de vergunning overgedragen heeft gekregen, niet in aanmerking voor verlenging van de vergunning voor een nieuwe periode, maar wordt de standplaats aangeboden als vrijkomende standplaats.

 

Artikel 16 Vrijgekomen standplaatsen worden toegewezen aan de hand van een wachtlijst. Om de diversiteit aan standplaatsen te bevorderen wordt in samenhang met artikel 10 lid 6 bij de toewijzing van standplaatsen voorrang gegeven aan branches die nog niet op de betreffende locatie vertegenwoordigd zijn.

Schaarse vergunningen

Standplaatsvergunningen zijn zgn. schaarse vergunningen. Er is sprake van een ‘schaarse vergunning’ als het aantal beschikbare vergunningen voor een bepaalde activiteit beperkt is. De Dienstenrichtlijn en nationale rechtsnormen gaan er van uit dat gemeenten aan ondernemers zo veel mogelijk gelijke kansen bieden om economische activiteiten uit te kunnen oefenen. Uit recente jurisprudentie valt op te maken dat bij de verdeling van schaarse vergunningen potentiële gegadigden gelijke kansen moeten krijgen om in een transparante procedure mee te dingen naar een vergunning.

 

De verwachting is dat er in de toekomst meer ruimte moet komen voor mededinging.

De VNG en CVAH (Centrale Vereniging voor de Ambulante Handel) zijn met de staatssecretaris in gesprek over een nadere invulling van een transparante procedure ten behoeve van de verdeling van schaarse vergunningen. Doel: ontwikkelen van een geobjectiveerd en uniform beoordelingsinstrument (meetlat), waarmee gemeenten relatief eenvoudig het gewenste onderscheid kunnen maken tussen verschillende branches binnen de ambulante handel. Redelijke looptijden van vergunningen kunnen branche-afhankelijk zijn, doordat ook investeringen veelal branche-afhankelijk zijn. Het is van belang dat deze tool een degelijke juridisch-economisch onderbouwing kent, zodat ook de juridische positie van gemeenten bij het maken van keuzes ten aanzien van de vergunningverlening wordt verstevigd.

 

In afwachting van een dergelijk instrument worden aflopende vergunningen met een termijn van drie jaar verlengd,