Beleidsregel toepassing Wet Bibob Leusden 2021

woensdag 29 december 2021
Originele publicatie downloaden:
Download het PDF bestand
Type bekendmaking:
beleidsregel



Beleidsregel toepassing Wet Bibob Leusden 2021

Het college van burgemeester en wethouders van gemeente Leusden en de burgemeester van gemeente Leusden, ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft,

 

Overwegende

 

dat de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) beleidsruimte verschaft bij de besluitvorming omtrent het toepassen van de uit deze wet voortvloeiende bevoegdheden;

 

Gelet op:

  • -

    het bepaalde in de Wet Bibob en artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

  • -

    het bepaalde in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) Leusden 2019;

besluiten vast te stellen:

 

BELEIDSREGEL TOEPASSING WET BIBOB LEUSDEN 2021

 

HOOFDSTUK 1 ALGEMEEN

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

  • 1.

    De definities in artikel 1, eerste en vierde lid van de Wet Bibob zijn van overeenkomstige toepassing op deze beleidsregel.

  • 2.

    In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

    • a.

      bestuursorgaan: de burgemeester onderscheidenlijk het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leusden, alsmede degenen aan wie zij een mandaat hebben verleend inzake het gebruik van bevoegdheden.

    • b.

      Bibob-onderzoek: een onderzoek uitgevoerd krachtens de wet Bibob.

    • c.

      Bibob-vragenformulier: het formulier dat is vastgesteld krachtens artikel 7a, vijfde lid van de Wet Bibob.

    • d.

      RIEC: Regionaal Informatie en Expertise Centrum (RIEC). Het RIEC is een regionaal samenwerkingsverband en ondersteunt de samenwerking tussen de convenantpartners1 waarbij het RIEC zich richt op bestrijding van ondermijnende criminaliteit.

    • e.

      APV: de geldende Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Leusden

    • f.

      Wabo: Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of de Omgevingswet wanneer deze in werking treedt.

Artikel 1.2 Toepassing beleidsregel

Deze beleidsregel heeft uitsluitend betrekking op de toepassing van de Wet Bibob door de gemeente Leusden en haar bestuursorganen. Deze beleidsregel laat onverlet dat binnen de grenzen van de wet op andere wijze een integriteitstoets wordt uitgevoerd en dat de uitkomsten daarvan bij nadere besluitvorming wordt betrokken.

Artikel 1.3 Uitvoering Bibob-onderzoek in afwijking van beleidsregel

Deze beleidsregel laat onverlet dat in afwijking van de hierna volgende bepalingen tot uitvoering van een onderzoek in het kader van de Wet Bibob kan worden besloten, indien de omstandigheden van het geval daartoe aanleiding geven.

HOOFDSTUK 2 BESCHIKKINGEN

Artikel 2.1 Horeca, openbare inrichtingen, speelgelegenheden en seksinrichtingen

  • 1.

    In geval van een aanvraag om een (wijziging) van een vergunning voor

    • a.

      Horeca zoals genoemd in artikel 3 van de Alcoholwet

    • b.

      Openbare inrichtingen zoals bedoeld in artikel 2:27 en 2:28 van de APV Leusden 2019

    • c.

      Speelgelegenheden zoals genoemd in de artikelen 2:38a en 2:39 van de APV Leusden 2019

    • d.

      Seksinrichtingen zoals genoemd in artikel 3:4 en 3:5 van de APV Leusden 2019

    voert het bestuursorgaan een Bibob onderzoek uit bij

    • 1.

      de nieuwe vestiging van een inrichting of bedrijf, of,

    • 2.

      de overname of wijziging van een exploitant of leidinggevende.

  • 2.

    Het bestuursorgaan voert tevens een Bibob onderzoek uit indien op grond van:

    • a.

      eigen ambtelijke informatie(verdachts signalen), of

    • b.

      informatie verkregen van het Bureau of wanneer het Bureau een tip heeft uitgebracht als bedoeld in artikel 11 van de Wet Bibob of

    • c.

      informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC, of

    • d.

      vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob (OM-tip), of

    • e.

      overige signalen,

    vragen ontstaan of bestaan over de betrokkene en/of zijn potentiele, huidige of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob en/of over de organisatiestructuur en/of wijze van financiering.

  • 3.

    In afwijking van lid 1 kan het bestuursorgaan ten aanzien van para-commerciële horeca-inrichtingen en slijterijen als bedoeld in artikel 4 van de Alcoholwet en artikel 2:34 b en 2:34 c van de APV Leusden 2019 pas een Bibob-onderzoek starten indien sprake is van een situatie zoals bedoeld in artikel 2.1 tweede lid.

Artikel 2.2 Evenementen

In geval van een (wijziging van een) aanvraag voor een evenementenvergunning, zoals bedoeld in de artikelen 2:24, 2:25 en 2:25a van de APV, kan het bestuursorgaan in beginsel een Bibob-onderzoek starten, indien op grond van:

  • a.

    eigen ambtelijke informatie, of

  • b.

    informatie verkregen van het Bureau of wanneer het Bureau een tip heeft uitgebracht als bedoeld in artikel 11 van de Wet Bibob of

  • c.

    informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC, of

  • d.

    vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob (OM-tip) of

  • e.

    overige signalen

vragen ontstaan of bestaan over de betrokkene en/of zijn potentiele, huidige of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob en/of over de organisatiestructuur en/of wijze van financiering.

Artikel 2.3 Omgevingsvergunning bouw

In geval van een aanvraag voor een vergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a van de Wabo of in geval van een reeds verleende vergunning als bedoeld in artikel 5.19 vierde lid onder b van de Wabo, kan het bestuursorgaan in beginsel een Bibob-onderzoek verrichten, indien op grond van:

  • a.

    eigen ambtelijke informatie, of

  • b.

    informatie verkregen van het Bureau of wanneer het Bureau een tip heeft uitgebracht als bedoeld in artikel 11 van de Wet Bibob, of

  • c.

    informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC, of

  • d.

    vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob (OM-tip), of

  • e.

    overige signalen,

vragen ontstaan of bestaan over de betrokkene (dan wel degene die op grond van artikel 2.20 van de Wabo met hem gelijkgesteld kan worden) en/of zijn potentiele, huidige of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob en/of over de organisatiestructuur en/of wijze van financiering.

Artikel 2.4 Omgevingsvergunning milieu

In geval van een aanvraag voor een (wijziging van een) vergunning of bij een reeds verleende vergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e. van de Wabo, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een inrichting als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van die wet, en artikel 2.1, eerste lid onder i. van de Wabo, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een activiteit waarvoor bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 2.17 van die wet is bepaald dat de beschikking in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3, kan worden geweigerd, kan het bestuursorgaan in beginsel een Bibob-onderzoek verrichten, indien op grond van:

  • a.

    eigen ambtelijke informatie, en/of

  • b.

    informatie verkregen van het Bureau of wanneer het Bureau een tip heeft uitgebracht als bedoeld in artikel 11 van de Wet Bibob en/of

  • c.

    informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC, en/of

  • d.

    vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob (OM-tip) en/of

  • e.

    overige signalen

vragen ontstaan of bestaan over de betrokkene (dan wel degene die op grond van artikel 2.20 van de Wabo met hem gelijkgesteld kan worden) en/of zijn potentiele, huidige of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob en/of over de organisatiestructuur en/of wijze van financiering.

Artikel 2.5 (Overige) vergunningen als bedoeld in artikel 7 van de Wet Bibob en vergunningen op grond van de Huisvestingswet

In geval van een aanvraag voor een (wijziging van een) vergunning als bedoeld in artikel 7 van de Wet Bibob (een gemeentelijke vergunning die op grond van een verordening verplicht is gesteld voor inrichting of bedrijf) anders dan de situaties bedoeld in artikel 2.1, tweede lid, sub c van deze beleidsregel en in geval van een aanvraag voor een vergunning als bedoeld in de artikelen 8, eerste lid, 21 en 22 van de Huisvestingswet en de geldende Urgentieverordening van de gemeente Leusden, kan het bestuursorgaan in beginsel een Bibob-onderzoek starten indien op grond van:

  • a.

    eigen ambtelijke informatie, of

  • b.

    informatie verkregen van het Bureau of wanneer het Bureau een tip heeft uitgebracht als bedoeld in artikel 11 van de Wet Bibob, of

  • c.

    informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC, of

  • d.

    vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob (OM-tip), of

  • e.

    overige signalen,

vragen ontstaan of bestaan over de betrokkene en/of zijn potentiele, huidige of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob en/of over de organisatiestructuur en/of wijze van financiering.

Artikel 2.6 Subsidies

In geval van een aanvraag voor (het vaststellen van) een subsidie, zoals bedoeld in de geldende Subsidieverordening, kan het bestuursorgaan in beginsel een Bibob-onderzoek starten, indien op grond van:

  • a.

    eigen ambtelijke informatie, of

  • b.

    informatie verkregen van het Bureau of wanneer het Bureau een tip heeft uitgebracht als bedoeld in artikel 11 van de Wet Bibob, of

  • c.

    informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC, of

  • d.

    vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob (OM-tip), of

  • e.

    overige signalen,

vragen ontstaan of bestaan over de betrokkene en/of zijn potentiele, huidige of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob en/of over de organisatiestructuur en/of wijze van financiering.

Artikel 2.7 Verleende beschikking

In geval van een reeds verleende beschikking, als bedoeld in dit hoofdstuk, kan het bestuursorgaan in beginsel een Bibob-onderzoek starten indien op grond van:

  • a.

    eigen ambtelijke informatie, of

  • b.

    informatie verkregen van het Bureau of wanneer het Bureau een tip heeft uitgebracht als bedoeld in artikel 11 van de Wet Bibob, of

  • c.

    informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC, of

  • d.

    vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob (OM-tip),of

  • e.

    overige signalen,

vragen ontstaan of bestaan over de betrokkene en/of zijn potentiele, huidige of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob en/of over de organisatiestructuur en/of wijze van financiering.

HOOFDSTUK 3 PRIVAATRECHTELIJKE OVEREENKOMSTEN

Artikel 3.1 Vastgoedtransacties screening vooraf

  • 1.

    De gemeente kan een Bibob-onderzoek verrichten alvorens een beslissing wordt genomen over het aangaan van een vastgoedtransactie indien op grond van:

    • a.

      eigen ambtelijke informatie, of

    • b.

      informatie verkregen van het Bureau of wanneer het Bureau een tip heeft uitgebracht als bedoeld in artikel 11 van de Wet Bibob, of

    • c.

      informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC, of

    • d.

      vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob (OM-tip),of

    • e.

      overige signalen,

    vragen ontstaan of bestaan over de betrokkene en/of zijn potentiele, huidige of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob en/of over de organisatiestructuur en/of wijze van financiering.

  • 2.

    De gemeente kan een Bibob-onderzoek starten alvorens een beslissing wordt genomen over het aangaan van een vastgoedtransactie, indien:

    • a.

      de transactie betrekking heeft op een beeldbepalende onroerende zaak of op een onroerende zaak die naar het oordeel van de gemeente symbolische waarde heeft, of

    • b.

      er sprake is van exceptioneel (financieel) risico voor de gemeente, of

    • c.

      de onroerende zaak waarop de vastgoedtransactie betrekking heeft gelegen is in een door het college vastgesteld aandachtsgebied.

Artikel 3.2 Vastgoedtransacties screening achteraf

  • 1.

    De gemeente kan, nadat de vastgoedtransactie tot stand is gekomen, in beginsel een Bibob-onderzoek verrichten, indien in de overeenkomst een Bibob-beëindigingclausule als bedoeld in artikel 5a, sub b van de Wet Bibob is opgenomen én indien op grond van:

    • 1.

      eigen ambtelijke informatie, of

    • 2.

      informatie verkregen van het Bureau of wanneer het Bureau een tip heeft uitgebracht als bedoeld in artikel 11 van de Wet Bibob, of

    • 3.

      informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC, of

    • 4.

      vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob (OM-tip),of

    • 5.

      overige signalen,

    vragen ontstaan of bestaan over de betrokkene en/of zijn potentiele, huidige of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob en/of over de organisatiestructuur en/of wijze van financiering.

  • 2.

    Onverminderd het bepaalde in het eerste lid kan de gemeente, nadat de vastgoedtransactie tot stand is gekomen, periodiek een Bibob-onderzoek uitvoeren op momenten zoals in de overeenkomst bepaald.

Artikel 3.3 Overheidsopdrachten

  • 1.

    In geval van een overheidsopdracht die onder het bereik van de Wet Bibob valt, kan de gemeente in beginsel een Bibob-onderzoek starten, indien op grond van:

    • a.

      eigen ambtelijke informatie, of

    • b.

      informatie verkregen van het Bureau of wanneer het Bureau een tip heeft uitgebracht als bedoeld in artikel 11 van de Wet Bibob, of

    • c.

      informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC, en/of

    • d.

      vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob (OM-tip), of

    • e.

      overige signalen,

    vragen ontstaan of bestaan over de betrokkene en/of zijn potentiele, huidige of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob en/of over de organisatiestructuur en/of wijze van financiering.

  • 2.

    Onverminderd het bepaalde in het eerste lid kan de gemeente, nadat de overheidsopdrachten tot stand is gekomen, periodiek een Bibob-onderzoek uitvoeren op momenten zoals in de overeenkomst bepaald.

HOOFDSTUK 4 GEVOLGEN VAN DE BIBOB-PROCEDURE BIJ BESCHIKKINGEN

Artikel 4.1 Gevolgen van gebrekkige informatievoorziening door betrokkene

  • 1.

    Het bestuursorgaan stelt een aanvraag voor een beschikking in beginsel buiten behandeling gesteld, in geval van

    • a.

      het niet of niet volledig invullen van het Bibob-vragenformulier,

    • b.

      het niet of niet volledig verstrekken van de op basis van het Bibob-vragenformulier verzochte gegevens en bescheiden,

    mits de betrokkene de gelegenheid heeft gehad tot herstel van dit gebrek.

  • 2.

    Het bestuursorgaan kan een verleende beschikking intrekken indien in het kader van een op grond van artikel 2.7. ingesteld onderzoek

    • a.

      het Bibob-vragenformulier niet of niet volledig wordt ingevuld, of

    • b.

      verzochte gegevens en bescheiden op basis van het Bibob-vragenformulier niet of niet volledig worden verstrekt

    mits de betrokkene de gelegenheid heeft gehad tot herstel van dit gebrek.

  • 3.

    Het bestuursorgaan kan bij een mindere mate van gevaar of bij een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3, zevende lid van de Wet Bibob in beginsel voorschriften aan een beschikking verbinden. Deze voorschriften zijn gericht op het wegnemen of beperken van dergelijk gevaar.

Artikel 4.2. Gevolgen van een beëindigde relatie tussen de betrokkene en een derde

  • 1.

    Indien de betrokkene in relatie staat tot strafbare feiten die, al dan niet vermoedelijk, gepleegd zijn door een derde als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob, dan kan het bestuursorgaan de feiten van die derde na het verbreken van de relatie tussen de betrokkene en de derde, gedurende drie jaren volledig betrekken bij de beoordeling van de vraag of er sprake is van een ernstig of minder ernstig gevaar zoals bedoeld in de wet Bibob.

  • 2.

    Voor het bepalen van het moment waarop de relatie tussen de betrokkene en de derde formeel en feitelijk is beëindigd, wordt bij de toepassing van het eerste lid uitgegaan van gegevens uit het handelsregister, en/of andere documentatie die naar het oordeel van het bestuursorgaan voldoende uitsluitsel geeft over de beëindiging van de relatie.

HOOFDSTUK 5 GEVOLGEN VAN DE BIBOB-PROCEDURE BIJ PRIVAATRECHTELIJKE OVEREENKOMSTEN

Artikel 5.1 Gevolgen van een Bibob-onderzoek bij vastgoedtransacties

  • 1.

    De gemeente kan overgaan tot het afbreken van de onderhandelingen, indien uit het eigen onderzoek en/of een eventueel daarop afgegeven advies van het Bureau blijkt dat één van de onderstaande situaties zich voordoet:

    • a.

      er is sprake van tenminste een mindere mate van gevaar dat de vastgoedtransactie mede zal worden gebruikt om uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten;

    • b.

      er is sprake van tenminste een mindere mate van gevaar dat in of met de onroerende zaak waar de vastgoedtransactie betrekking op heeft, mede strafbare feiten zullen worden gepleegd;

    • c.

      er is sprake van feiten en omstandigheden die erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat betrokkene in relatie staat tot strafbare feiten die naar het oordeel van de gemeente een integriteitsrisico vormen (ongeacht de mate van gevaar);

    • d.

      er is sprake van feiten en omstandigheden die er op wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat ter verkrijging van de vastgoedtransactie een strafbaar feit is gepleegd;

    • e.

      betrokkene heeft nagelaten de op grond van artikel 7a, tweede lid en artikel 7a, derde lid Wet Bibob gevraagde gegevens en bescheiden te verschaffen en/of heeft nagelaten de vragen die hem door de gemeente zijn gesteld op basis van dat artikel binnen de door de gemeente gestelde termijn volledig en naar waarheid te beantwoorden;

    • f.

      betrokkene heeft nagelaten de op grond van artikel 4 Wet Bibob gevraagde gegevens en bescheiden te verschaffen en/of heeft nagelaten de vragen die hem door het Bureau zijn gesteld te beantwoorden

    • g.

      indien er sprake is van het niet verschaffen van de gevraagde gegevens en bescheiden, dan wel het nalaten van de gestelde vragen te beantwoorden zoals onder e. en f. is gesteld, kan dit een ernstig gevaar opleveren zoals bedoeld in artikel 3, eerste lid Wet Bibob.

  • 2.

    In overeenkomsten is worden de omstandigheden genoemd in artikel 5.1. lid uitdrukkelijk als ontbindende voorwaarde opgenomen.

Artikel 5.2 Gevolgen van een beëindigde relatie tussen de betrokkene en een derde

  • 1.

    Indien de betrokkene in relatie staat tot strafbare feiten die, al dan niet vermoedelijk, gepleegd zijn door een derde als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob, dan kan de gemeente de feiten van die derde na het verbreken van de relatie tussen de betrokkene en de derde, gedurende drie jaren volledig betrekken bij de beoordeling van de vraag of er sprake is van een ernstig of minder ernstig gevaar zoals bedoeld in de wet Bibob.

  • 2.

    Voor het bepalen van het moment waarop de relatie tussen de betrokkene en de derde formeel en feitelijk is beëindigd, wordt bij de toepassing van het eerste lid uitgegaan van gegevens uit het handelsregister, en/of andere documentatie die naar het oordeel van de gemeente voldoende uitsluitsel geeft over de beëindiging van de relatie.

Artikel 5.3 Gevolgen van een Bibob-onderzoek bij aanbestedingen

  • 1.

    In geval van een inschrijving op een overheidsopdracht kan de informatie uit het Bibob onderzoek dienen als onderbouwing van een of meerdere uitsluitingsgronden als genoemd in de Aanbestedingswet 2012.

  • 2.

    De gemeente kan besluiten een overheidsopdracht niet te gunnen, in geval van het niet of niet volledig invullen van het Bibob-vragenformulier, dan wel het niet of niet volledig verstrekken van de op basis van het Bibob-vragenformulier verzochte gegevens en bescheiden, mits de betrokkene de gelegenheid heeft gehad tot herstel van dit gebrek.

  • 3.

    De gemeente kan besluiten een overheidsopdracht niet te gunnen, in geval van het niet of niet volledig beantwoorden van de door het Bureau gestelde vragen, dan wel niet of niet volledig verstrekken van door de het Bureau verzochte gegevens.

HOOFDSTUK 6 SLOTBEPALINGEN

Artikel 6.1 Intrekking

De ‘Bibob-beleidslijn Horeca en Recreatie-inrichtingen gemeente Leusden 2006/2144’ wordt ingetrokken met ingang van het moment waarop deze beleidsregel in werking treedt.

Artikel 6.2 Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking op de dag na bekendmaking.

Artikel 6.3 Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: ‘Beleidsregel toepassing Wet Bibob Leusden 2021’.

Aldus besloten op 14 december 2021

Het college van Leusden,

H.W. de Graaf Koelewijn,

directeur-secretaris

G.J. Bouwmeester

burgemeester,

Algemene toelichting

1 Inleiding

De huidige Bibob-beleidslijn Horeca en Recreatie-inrichtingen gemeente Leusden 2006/2144 is in 2006 vastgesteld. Gelet op de wijzigingen in de landelijke wetgeving is het gewenst om het Bibob beleid van de gemeente Leusden te actualiseren. In de nieuwe beleidslijn wordt de werkingssfeer verder uitgebreid. Ditbiedt het bestuursorgaan meer mogelijkheden om tot toepassing van de wet over te gaan. Om te zorgen voor een effectieve inzet van het instrument in de regio Midden-Nederland en om het zogenoemde ‘waterbedeffect’ tussen verschillende gemeenten in de regio te voorkomen, is er door een aantal gemeenten en het RIEC Midden-Nederland (Veiligheidscoalitie) gewerkt aan een regionaal modelbeleid Wet Bibob. Dit regionaal modelbeleid ligt ten grondslag aan de actualisering van het Bibob beleid van de gemeente Leusden.

2 Doel van de Wet

Het doel van de wet Bibob is het beschermen van de integriteit van de overheid. De wet Bibob heeft een preventief karakter en is bedoeld om te voorkomen dat de overheid criminele activiteiten faciliteert door het afgeven van een vergunning, subsidieverstrekking, vastgoedtransacties aan te gaan of door het verstrekken van overheidsopdrachten. Op grond van de wet is het mogelijk om een diepgaand onderzoek in te stellen naar de achtergrond van een persoon of onderneming.

De Wet Bibob is in 2003 in werking getreden en is sedert dat moment meerdere keren gewijzigd:

  • -

    In 2013 (Wet van 28 maart 2013) is een wetswijziging doorgevoerd waarmee o.a. het bereik van de wet is verbreed: onder de Bibob wetgeving vallen voortaan alle vergunningen in de gemeentelijke verordeningen, WABO (bouw en milieu), alle subsidies, aanbestedingen en inkoop (bouw, ict en milieu) en vastgoedtransacties.

  • -

    Op 1 augustus 2020 is de wet Bibob verder verruimd. De belangrijkste wijziging bestaat erin dat overheden in het vervolg naast justitiële gegevens van de aanvrager ook gegevens van de zakelijke omgeving van de aanvrager (zij die feitelijk zeggenschap hebben) kunnen opvragen om na te gaan of er ernstig gevaar voor strafbare feiten bestaat. Ook wordt het Bibob-onderzoek uitgebreid naar alle overheidsopdrachten en beperkt het zich niet langer alleen tot de sectoren bouw, ict en milieu.

  • -

    Op dit moment wordt gewerkt aan een nieuwe wijziging die een verruiming mogelijk maakt in het uitwisselen van informatie tussen het Landelijk Bureau Bibob en bestuursorganen en tussen bestuursorganen onderling.

3 Toepassing van de Wet Bibob

In de beleidslijn wordt een onderscheid gemaakt tussen situaties waarbij gemeente Leusden standaard in alle gevallen een Bibob-toets uitvoert en situaties waarbij pas een onderzoek wordt ingesteld na voorafgaande signalen (de ‘kan’ bepaling). Dit heeft te maken met de integriteitsrisico’s van de betreffende branche. Sommige branches worden gekwalificeerd als risicovolle(re) branches, omdat deze meer dan andere vatbaar zijn voor criminele beïnvloeding. Een voorbeeld daarvan is de horeca (art. 2.1). Het toepassen van de Wet Bibob heeft voor deze gevallen dan ook een preventief karakter. In het geval van branches die minder vatbaar zijn, maar niet uitgezonderd van criminele beïnvloeding, of in het geval reguliere wetgeving al bepaalde waarborgen biedt, wordt gekozen voor een risicogerichte benadering (‘kan-bepaling’). De toepassing blijft in die zaken beperkt tot de gevallen waarin er sprake is van informatie of van bepaalde signalen waardoor er mogelijk een vergroot risico bestaat op criminele invloeden en dus een grote(re) kans op het schaden van de (eigen) integriteit. In de beleidsregel wordt in de meeste gevallen de ‘kan’ bepaling toegepast; deze biedt in de praktijk voldoende waarborgen.

4 Risicobranches

Bepaalde handelsactiviteiten en bepaalde branches zijn meer dan andere gevoelig voor criminele beïnvloeding. Bij deze risicobranches is het van belang om alert te zijn op mogelijke signalen van ondermijning. Deze lijst van risicobranches kan veranderen aan de hand van nieuwe lokale of regionale prioriteiten en/of inzichten. Daarom is ervoor gekozen de lijst met risicobranches geen onderdeel te laten zijn van de beleidsregel zelf, maar deze lijst jaarlijks te actualiseren, dit aan de hand van signalen van partners zoals de politie en het RIEC, regionale prioriteiten en andere nieuwe ontwikkelingen.

Artikelsgewijze toelichting

2.1 Horeca en exploitatie openbare inrichtingen

Alcoholwet en Horeca-exploitatievergunning APV

In artikel 2.1 zijn de beschikkingen opgenomen, waarbij het wenselijk is om bij elke aanvraag om (een wijzing van) een vergunning een Bibob-toets te doen. Bij wijziging van bestaande vergunningen kan ervoor worden gekozen om een lichtere toets uit te voeren. De keuze hiertoe is ingegeven door ervaringen in de achterliggende jaren, waarbij gebleken is, dat de onderhavige bedrijfsmatige activiteiten middels deze beschikkingen gekenmerkt worden door:

  • zeer laagdrempelig karakter door de geringe functie-eisen voor de onderhavige ondernemingen;

  • grootschalig gebruik van cash-geld, waardoor zij extra bevattelijk zijn voor invloeden vanuit criminele organisaties voor "witwaspraktijken";

  • bedrijfsmatige activiteiten die minder locatie/plaatsgebonden zijn, waardoor het waterbedeffect zich hier nadrukkelijk kan voordoen.

Voor horecaondernemers geldt dat zij op grond van de alcoholwet een vergunning moeten hebben als zij alcohol schenken. Op grond van de APV moeten ondernemers een exploitatievergunning aanvragen, om toestemming te verkrijgen tot het exploiteren van een openbare inrichting. Beide vergunningen zijn in beginsel ‘onbeperkt’ geldig, tenzij er tussentijds wijzigingen optreden in de bedrijfsvoering of de inrichting.

Seksinrichtingen en escortbedrijven: artikel 3:4 en 3:5 van de APV

Een aanvraag om een exploitatievergunning voor een seksinrichting en/of escortbedrijf wordt standaard getoetst gezien de kwetsbaarheid van de branche die gevoelig is voor uitbuiting en mensenhandel.

Speelgelegenheden zoals genoemd in de artikelen 2:38a en 2:39 van de APV Leusden 2019

Deze branche is eveneens kwetsbaar is voor criminele beïnvloeding. Een aanvraag om een exploitatievergunning voor een speelautomatenhal wordt daarom standaard getoetst.

Para commerciële instellingen en slijterijen2

Para commerciële instellingen zijn verenigingen en stichtingen die horeca-activiteiten uitvoeren die ondergeschikt zijn aan hun hoofddoelstelling. Voorbeelden zijn een dorpshuis, buurthuis, clubhuis of kantine van een sportvereniging waarvan de horeca in eigen beheer is en niet is verpacht. Omdat de horeca-activiteit niet de hoofddoelstelling is van de organisatie, worden para commerciële instellingen uitgezonderd van het verplicht toepassen van de wet Bibob. Dit geldt ook voor slijterijen. Para commerciële instellingen en slijterijen worden alleen getoetst aan de Wet Bibob in het geval daar aanwijzingen voor zijn (kan-bepaling).

2.2 Evenementen

Voor evenementen wordt de ‘kan’ bepaling toegepast: onderzoek kan plaatsvinden wanneer er signalen voor onregelmatigheden zijn. In de evenementensector gaat het vaak om kleinere bedragen en jaarlijks terugkerende aanvragen zodat het integriteitsrisico kleiner is en eenvoudiger is in te schatten. Ook zal er bij de verantwoording sprake zijn van een accountantsverklaring en een toets op rechtmatigheid en doelmatigheid. Deze toetsen dienen ook als barrière om risico’s op misbruik te beperken.

2.3 Omgevingsvergunning bouw

Bouwactiviteiten met een bedrijfsmatig karakter kunnen in het kader van de Wet Bibob aan een onderzoek worden onderworpen. Bepaalde handelsactiviteiten en bepaalde branches zijn meer dan andere gevoelig voor criminele beïnvloeding. Hiervoor is een aparte lijst met risicobranches opgesteld die periodiek wordt geactualiseerd. Ook hier geldt de ‘kan’ bepaling. Indien er voorafgaande signalen op onregelmatigheden zijn, dan kan er een Bibob toets plaatsvinden in het kader van de aanvraag voor een omgevingsvergunning. Er wordt echter niet in alle gevallen standaard een Bibob toets uitgevoerd. Dit is ook niet nodig omdat er bij deze risico categorieën binnen de reguliere wet- en regelgeving vaak ook al andere controlemogelijkheden voorhanden zijn. Twee branches kunnen als voorbeeld worden genoemd. Bij zorgaanbieders kan naast het Bibob onderzoek ook toezicht worden ingesteld via contractmanagement of via de inspectie door de GGD en meldingen van verdachte situaties kunnen worden gedaan bij het Informatie Knooppunt Zorgfraude. Bij zonneparken, een kapitaalintensieve branche, geldt dat eventuele risico’s ook worden gemonitord doordat een financieringscheck op externe financiers door bijvoorbeeld banken (credibiliteitstoets) al in het voortraject aanwezig is. Sommige categorieën zoals horeca, speelautomatenhallen en seksinrichtingen vallen voor een gedeelte ook al binnen een regulier vergunningstelsel. Zoals in de algemene toelichting is aangegeven wordt de lijst met risicobranches periodiek geactualiseerd.

2.4 Omgevingsvergunning voor milieu

Voor de omgevingsvergunning milieu is de ‘kan’ bepaling van toepassing. Indien er voorafgaande signalen op onregelmatigheden zijn, dan kan er een Bibob toets plaatsvinden in het kader van de aanvraag voor een omgevingsvergunning. De genoemde ‘kan’ bepaling in relatie met de reeds genoemde lijst met risicobranches biedt vooralsnog voldoende waarborgen op het signaleren van eventuele onregelmatigheden.

2.5 (Overige) vergunningen als bedoeld in artikel 7 van de Wet Bibob en vergunningen op grond van de Huisvestingswet

In dit artikel is de toepasbaarheid ook mogelijk gemaakt voor een aantal beschikkingen, die volgen uit een lokale huisvestingsverordening. Dit betreft een uitbreiding in de Bibob-wetgeving die bestuursorganen eventueel kunnen inzetten in de problematiek rondom huisjesmelkers.

2.6 Subsidies

Voor subsidies is de ‘kan’ bepaling van toepassing: onderzoek kan plaatsvinden wanneer er signalen voor onregelmatigheden zijn. Bij subsidies geldt net als voor de evenementensector dat het in gemeente Leusden vaak om kleinere bedragen en jaarlijks terugkerende aanvragen gaat zodat het integriteitsrisico kleiner is en eenvoudiger in te schatten. Ook zal er bij de verantwoording bij hogere bedragen sprake zijn van een accountantsverklaring en een toets op rechtmatigheid en doelmatigheid. Deze verplichte toetsen die zijn opgenomen in de Algemene Subsidieverordening dienen ook als barrière om risico’s op misbruik tegen te gaan.

2.7 Reeds verleende beschikkingen

Indien er signalen zijn, dan kan een reeds verleende beschikking weer worden ingetrokken. De ‘kan’ bepaling is hierbij van toepassing.

3.1 en 3.2 Vastgoedtransacties

De uitbreiding van de Bibob-wetgeving op dit onderwerp beperkt zich tot de gevallen, waarin een bestuursorgaan middels een privaatrechtelijke transactie partij is. Daarbij is het niet gewenst om bij elke transactie tot inzet van dit instrument te besluiten. In artikel 3.1 van deze paragraaf wordt de toepasbaarheid bij vastgoedtransacties omschreven. Dit betreft een uitbreiding van het Bibob-instrument in een sector, die in zijn algemeenheid als krachtig en betrouwbaar wordt beschouwd. Op onderdelen is echter gebleken dat deze sector erg kwetsbaar kan zijn. Ervaring leert dat de sector ‘vastgoed’ vatbaar is voor criminele inmenging dan wel dat er vaker sprake is van ondoorzichtige financieringsstructuren. Bij vastgoedtransacties geldt dat de ‘kan’ bepaling wordt toegepast: indien er voorafgaande signalen op onregelmatigheden zijn dan kan ook bij een vastgoedtransactie een Bibob onderzoek worden opgestart. Daarnaast wordt er een lijst met risicobranches opgesteld die periodiek wordt geactualiseerd. Beide bepalingen bieden in samenhang voldoende waarborgen op het beperken van mogelijke integriteitsrisico’s. In artikel 3.2 (onderzoek achteraf) wordt de mogelijkheid weergegeven om ook indien een overeenkomst reeds tot stand is gekomen een Bibob onderzoek uit te voeren indien er naderhand signalen op onregelmatigheden zijn

3.3 Overheidsopdrachten

Overheidsopdrachten met een aanzienlijke maatschappelijke of economische waarde zijn kwetsbaar voor criminele activiteiten. Daarom is bij de wijziging van de Wet Bibob die op 1 augustus 2020 in werking is getreden, bepaald dat het Bibob onderzoek zich uitstrekt naar alle overheidsopdrachten en zich niet alleen beperkt tot de sectoren bouw, ICT en milieu. De maatregel geldt ook voor de zakelijke relaties van de wederpartij van de overheid bij een overheidsopdracht (net zoals bij een vastgoedtransactie). Dit is een uitbreiding omdat voorheen alleen justitiële gegevens konden worden verstrekt over de wederpartij maar niet de zakelijke relaties van deze wederpartij.

 

In artikel 3.3. is de ‘kan’ bepaling opgenomen; een Bibob onderzoek kan plaatsvinden indien er signalen van onregelmatigheden worden geconstateerd.

Hoofdstuk 4 Gevolgen van de bibob procedure bij beschikkingen

In dit hoofdstuk worden de gevolgen beschreven van de situatie waarin de aanvrager niet voldoet aan zijn plicht om (voldoende) informatie te verstrekken. De aanvraag kan worden geweigerd c.q. buiten behandeling worden gesteld.

Hoofdstuk 5 Gevolgen van de bibob procedure bij privaatrechtelijke transacties

In dit hoofdstuk worden de gevolgen beschreven voor privaatrechtelijke transacties. De onderhandelingen kunnen worden afgebroken of de overeenkomsten kunnen worden ontbonden, mits daarvoor in de overeenkomst is voorzien.

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

In hoofdstuk 6 staan de slotbepalingen vermeld. De nieuwe beleidsregel (‘Beleidsregel toepassing Wet Bibob Leusden 2021’) treedt in werking een dag na bekendmaking.